les 1 RENATE STOUTE – wat is transgender?

DOELGROEP: 15- tot 18-jarigen | TIJD: 4 x 50 minuten

doelstelling les

>> Studenten kennen het leven en werk van Renate Stoute.

>> Studenten kennen het verschil tussen geslacht, genderidentiteit, genderexpressie en (seksuele/romantische) geaardheid.

>> Studenten maken kennis met de verschillende woorden waarmee genderdiversiteit doorheen de geschiedenis benoemd werd.

>> Studenten kunnen uitleggen wat er vandaag bedoeld wordt met de term ‘transgender’.

>> Studenten kunnen de formele kenmerken van transgender levensverhalen met elkaar vergelijken.

>> Studenten kunnen hun eigen mening formuleren over het nut en de beperkingen van categorieën.

achtergrond
hokjes doorheen de tijd

Het begrip ’transgender’ is nog niet zo oud. Wanneer iets niet benoemd wordt, wil dat echter niet zeggen dat het ook niet bestaat. Mensen die zich niet (helemaal) konden vinden in het gender dat ze bij geboorte kregen en de verwachtingen die daarbij horen, hebben altijd al bestaan. Sommigen willen (af en toe) via kledij uiting geven aan een identiteit, anderen gaan permanent in een andere genderrol leven en nog anderen kiezen voor een medische weg via hormonen en/of operaties. Al die verschillende opties worden benoemd als genderdiversiteit. Hieronder kan je lezen welke woorden en categorieën er doorheen de tijd allemaal gebruikt werden om die genderdiversiteit onder te verdelen en te benoemen.

MEDISCHE TERMEN

Aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw gaan artsen allerlei vormen van genderdiversiteit indelen in categorieën. Sommige van die begrippen, zoals de term ‘eonisten’, zijn ondertussen bijna helemaal vergeten. Het enige woord dat tot vandaag overleeft, is ’travestiet’.

De Duitse seksuoloog Magnus Hirschfeld gebruikte het woord voor het eerst voor mensen die kledij wilden dragen van een ander gender dan datgene wat hen bij geboorte toegeschreven was.

Het ontstaan van dergelijke begrippen had een dubbele betekenis voor trans personen. Enerzijds konden ze met die woorden eindelijk benoemen waar ze mee worstelden en konden sommigen voor het eerst hormonen of operaties krijgen. Anderzijds gebruikten artsen de begrippen om allerlei variaties in gender en seksualiteit als “afwijkend” of zelfs als een “ziekte” te omschrijven. Genderdiversiteit werd zo dus ook een “probleem”.

GENDERKLINIEKEN

In de jaren 1950 en 1960 werden de eerste zogenaamde ‘genderklinieken’ opgericht, waar trans personen een volledige behandeling konden krijgen. Dr. Harry Benjamin uit de Verenigde Staten gebruikte het woord ’transseksueel’ voor een groep mensen die medische hulp zochten om hun gegenderde lichaam te veranderen.

Tegenover die groep stonden dan mensen die aan travestie deden, namelijk mensen die uiting wilden geven aan een genderidentiteit via kledij, maar geen medische stappen wilden of konden zetten.

Niet iedereen had echter toegang tot deze klinieken: een behandeling was duur, vooral op transvrouwen gericht en artsen kozen enkel kandidaten die volgens hen onopvallend in een nieuwe genderrol zouden kunnen leven (bv. transvrouwen die niet al te groot en breed waren). Wie niet aan die strikte voorwaarden voldeed of niet alle medische stappen wilde zetten, viel uit de boot.

TRAVESTIE EN TRANSSEKSUALITEIT

In 1970 wordt de werkgroep Travestie & Transseksualiteit (T&T) opgericht binnen de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming (NVSH). Daar konden trans personen elkaar ontmoeten en ervaringen delen. Over het algemeen liep dat goed, maar soms ontstonden er spanningen tussen wie zich ’travestiet’ noemde en wie voor ’transseksueel’ koos. Nochtans waren de scheidingslijnen niet altijd even duidelijk. Sommigen zouden zich eerst af en toe kleden volgens het gewenste gender en later toch voor een lichamelijke transitie gaan. Anderen konden zich al helemaal niet vinden in de tweedeling en hadden het gevoel dat ze ergens tussenin zaten. In 1980 schrijft Hans de J. in het tijdschrift van T&T dan ook het volgende: “We zullen moeten ophouden het te doen voorkomen alsof er alleen maar TenT bestaat, en niet allerlei schakeringen daartussen.”

TRANSGENDERISME

Tim de Jong, een van de oprichters van Het Jongensuur, bracht in 1999 een boek uit, getiteld Man of vrouw, min of meer: Gesprekken over een niet-gangbare sekse.
De naam van de organisatie werd gehaald bij de novelle
Het jongensuur (1969) van Andreas Burnier.

Vanaf de jaren 1990 werd er een derde categorie gecreëerd tussen travestie en transseksualiteit in: de transgenderisten. Zij hadden het gevoel dat ze tussen man en vrouw in zaten en wilden daar soms ook lichamelijk uiting aan geven, bijvoorbeeld door hormonen te nemen of een borstverwijdering te laten uitvoeren.

Een ‘volledige’ transitie, zoals bij transseksualiteit, was voor hen niet aan de orde. Stichting Rene(e) was een nieuwe organisatie die zich specifiek voor deze groep inzette.

Het Jongensuur was dan weer een groep die een ontmoetingsplek bood voor mensen die zich niet thuis voelen in het vrouwelijke gender dat ze bij geboorte toegeschreven kregen en daarin verder wilden gaan dan enkel (af en toe) mannenkleren dragen, maar die zich tegelijk niet herkennen in het beeld van de vrouw-naar-man transseksueel.

In de praktijk werd het onderscheid tussen de 3 T’s echter steeds vager, waardoor de noodzaak ontstond voor een bredere term die iedereen verenigde.

EN VANDAAG?

Ondertussen lijkt de oude driedeling (travestie, transseksualiteit en transgenderisme) plaats te hebben gemaakt voor het bredere begrip ’transgender’. Daarmee wordt nu verwezen naar mensen wiens genderidentiteit of -expressie niet overeenkomt met het gender dat ze bij geboorte toegewezen kregen.

Het is een parapluterm voor alle vormen van genderdiversiteit. Daar vallen ook nieuwe termen onder zoals ‘non-binair’ (voor wie zich niet identificeert met de binaire categorieën ‘man’ of ‘vrouw’) of ‘genderfluïde’ (voor personen wiens genderidentiteit afwisselt of fluctueert doorheen de tijd). Sommige oude begrippen blijven echter bestaan en worden nu gezien als mogelijke variaties op een transidentiteit.

opdrachten

Menu

Contact

Bezoekadres IHLIA
OBA Oosterdok
Oosterdokskade 143, 3e verdieping
1011 DL Amsterdam

Tel: 020-5230837
E-mail: info@ihlia.nl

Exposities op het IHLIA-plein
Dagelijks gratis te bezoeken, volg openingstijden OBA